Ik sleep wat achter me aan. Geen idee wat het is.
Kennelijk verzamelt het troep en rommel. En zet het zich meer en meer vast in de modder. Het wordt steeds zwaarder.
Ik zie niets waar het aan vast zit. Ik weet niet eens wat ik meesleep!
Ik laat het even vieren, waar het ook maar aan vast zit. En ik heb weer wat lucht.
En dan komt het weer eens terug. De volle zwaarte trekt ergens aan mijn lichaam, een pijn of een drukkend gevoel of trekkend. Of spanning, of .. en telkens op dezelfde plek.
Aha, daar zit het vast! Met mijn gedachten ga ik er naar toe. Ik voel me angstig, of verdrietig. Of boos.
Iets dat er uit moet, achtergelaten moet worden, samen met het gehele gevaarte wat ik mee trek. Wat het ook maar is.
Ik duik in mijn lichaam en kijk naar de oorzaak. Ik ga na wanneer het ontstaat. Wat ik doe of niet doe, wat ik denk of niet denk, wat ik zeg of niet. Ik ga in meditatie, rustig liggen op bed. Ik visualiseer dat ik in mijn kamer zit, op de bank. Met uitzicht op de deur. Ik laat de oorzaak van dat gevoel in mijn lichaam en hoe ik me er onder voel binnenkomen. Of ik praat open en eerlijk met iemand, die me zou kunnen begrijpen.
Ik weet het al, en durf het nu eindelijk te uiten.
En het uiten hoeft niet in de vorm van een handeling. Ik hoef nog niet te besluiten wat ik er mee doe, maar ik uit het. Ik beken het mezelf: ik beken tegenover mezelf wat me tegen heeft gehouden, zo lang. Wat ik mijn lichaam heb laten verduren daardoor.
Weer een stapje verder.